Eind juni was het dan zover: de temperaturen werden tropisch. Na de warme halve marathon in Leiden heb ik niet meer in warme temperaturen gelopen (behalve in Frankrijk), dus dat was ook een goede manier om dat te trainen.
Dat wil niet zeggen dat dat altijd meevalt, en ik houd er dan ook ernstig rekening mee dat wanneer het 13 oktober weer zo warm wordt, ik meteen al mijn doelen in de prullenbak zal moeten gooien.
Desondanks vallen mijn tijden me niet tegen, maar dat is achteraf. Het lopen voelt zwaar, mijn benen lijken wel pudding en het voelt alsof mijn hoofd ontploft. De rondjes op warme avonden zijn dan ook vaak korter dan gehoopt.
Nog steeds moet ik niet piepen: ik ren dan alsnog wel 7 of 8 km in een prima tijd, maar vind zelf dat ik er eigenlijk wel 11 of 12 moet kunnen. Ik moet gewoon niet zo streng zijn en lekker blijven rennen.
Begin juli zat ik er wél lekker in, eigenlijk spontaan. Ik ging voor een rondje van 11 a 12, en zag dat ik tot thuis al zo’n beetje 13 km gerend zou hebben. Nog 3,1 km erbij en ik had de tien mijl volgemaakt. Mijn snelheid ging gesmeerd, en ik was nog niet leeg, dus ik plakte er een rondje door het park aan vast.
Langzaam probeerde ik wat te versnellen, zonder álles te geven. De laatste kilometer ging ik wel voluit, en met succes: mijn record stond: 1.20.13 op de tien mijl! Hiermee had ik goede hoop voor de halve marathon, ondanks dat we er nog niet zijn. De halve marathon is immer 5km langer, en ik was wel echt leeg nu. Maar met nog 3 maanden te gaan, moet er wat mogelijk zijn!


Geef een reactie